Matjes en nekklachten
Object
Titel
Matjes en nekklachten
Subtitle
Wat is de mogelijke relatie tussen nekklachten en een liesbreukoperatie met matjes?
Author(s)
M. van der Giesen
Abstract
De casestudie beschrijft een patiënt met nekklachten waarbij uit het onderzoek naar voren kwam dat zijn dubbele liesbreukoperatie zijn klachten dirigeerde. De vraag die hierop volgde was: Kan een liesbreukoperatie met matjes nekklachten veroorzaken op niveau van OAA en CTO.
Het ontstaan van een hernia inguinale (liesbreuk) komt door een bestaand of verkregen defect in de abdominale wand. Ter hoogte van de myopectineale opening is de fascia transversalis niet bedenkt met spierweefsel. Door anatomische, fysiologische of abdominale druk gerelateerde oorzaken kan een hernia optreden als een directe of een indirecte liesbreuk. De liesbreuk wordt bijna altijd laparoscopisch behandeld met plaatsing van een matje omdat het laten bestaan van de hernia meer complicaties geeft. Het nadeel van een operatie met het plaatsen van een matje is littekenvorming.
De aanwezigheid van het matje zorgt ervoor dat het immuunsysteem extra reageert. Het matje zorgt voor littekenweefsel, wordt ingekapseld en zorgt voor verminderde elastische eigenschappen in de vernieuwde wand. Het matje zorgt ook voor een lokale verminderde kwaliteit in het peritoneum pariëtale anterior en de fascia transversalis.
De relatie tussen het matje en de nekklachten is met myofasciale anatomie aan elkaar te koppelen. De myofasciale ketens zijn uit hetzelfde embryonale weefsel ontstaan en vormen in het eindstadium een continuïteit in het lichaam. De verminderde kwaliteit of littekenweefsel in de fasciale structuren zorgen voor een lokale hypomobiliteit. In de fasciën zijn mechanoreceptoren aanwezig die door het littekenweefsel een continue abnormale respons veroorzaakt. Hierdoor wordt de sympaticus geprikkeld en kunnen segmentale relaties beïnvloed worden. Door de continue respons wordt er een fasciale tractie veroorzaakt die in de keten kan doorwerken.
De lokale myofasciale hypomobiliteit in de keten wordt als een tractie naar caudaal gezien. De myofasciale keten vanaf het matje naar de CTO en OAA zorgt voor een mechanische vermindering van mobiliteit ter hoogte van de CTO en OAA.
De hoofdvraag van deze casestudie: Kan een liesbreukoperatie met matjes nekklachten veroorzaken op niveau van OAA en CTO. Het antwoord op deze vraag kunnen wij met ja beantwoorden. Bij deze casus gaf een osteopathische behandeling een positieve uitkomst. De patiënt had minder nekklachten en hoofdpijn. Dit was zijn ervaring en bevorderde zijn kwaliteit van leven.
Wellicht zijn er nog meer casussen bekend waar een (liesbreuk)operatie met matjes tot problematiek elders in het lichaam tot uiting komt. Het zou geweldig zijn als meerder collega’s deze uitkomsten bij elkaar kunnen voegen om zo een groter draagvlak te kunnen bieden in de zorg.
Het ontstaan van een hernia inguinale (liesbreuk) komt door een bestaand of verkregen defect in de abdominale wand. Ter hoogte van de myopectineale opening is de fascia transversalis niet bedenkt met spierweefsel. Door anatomische, fysiologische of abdominale druk gerelateerde oorzaken kan een hernia optreden als een directe of een indirecte liesbreuk. De liesbreuk wordt bijna altijd laparoscopisch behandeld met plaatsing van een matje omdat het laten bestaan van de hernia meer complicaties geeft. Het nadeel van een operatie met het plaatsen van een matje is littekenvorming.
De aanwezigheid van het matje zorgt ervoor dat het immuunsysteem extra reageert. Het matje zorgt voor littekenweefsel, wordt ingekapseld en zorgt voor verminderde elastische eigenschappen in de vernieuwde wand. Het matje zorgt ook voor een lokale verminderde kwaliteit in het peritoneum pariëtale anterior en de fascia transversalis.
De relatie tussen het matje en de nekklachten is met myofasciale anatomie aan elkaar te koppelen. De myofasciale ketens zijn uit hetzelfde embryonale weefsel ontstaan en vormen in het eindstadium een continuïteit in het lichaam. De verminderde kwaliteit of littekenweefsel in de fasciale structuren zorgen voor een lokale hypomobiliteit. In de fasciën zijn mechanoreceptoren aanwezig die door het littekenweefsel een continue abnormale respons veroorzaakt. Hierdoor wordt de sympaticus geprikkeld en kunnen segmentale relaties beïnvloed worden. Door de continue respons wordt er een fasciale tractie veroorzaakt die in de keten kan doorwerken.
De lokale myofasciale hypomobiliteit in de keten wordt als een tractie naar caudaal gezien. De myofasciale keten vanaf het matje naar de CTO en OAA zorgt voor een mechanische vermindering van mobiliteit ter hoogte van de CTO en OAA.
De hoofdvraag van deze casestudie: Kan een liesbreukoperatie met matjes nekklachten veroorzaken op niveau van OAA en CTO. Het antwoord op deze vraag kunnen wij met ja beantwoorden. Bij deze casus gaf een osteopathische behandeling een positieve uitkomst. De patiënt had minder nekklachten en hoofdpijn. Dit was zijn ervaring en bevorderde zijn kwaliteit van leven.
Wellicht zijn er nog meer casussen bekend waar een (liesbreuk)operatie met matjes tot problematiek elders in het lichaam tot uiting komt. Het zou geweldig zijn als meerder collega’s deze uitkomsten bij elkaar kunnen voegen om zo een groter draagvlak te kunnen bieden in de zorg.
Date Created
Juni 2018
Type
Casestudie
number of pages
58