Casestudie over osteopatische behandeling bij een patiënt met buikklachten na onderbuikoperatie
Object
Titel
Casestudie over osteopatische behandeling bij een patiënt met buikklachten na onderbuikoperatie
Subtitle
en een pleidooi voor een betere aansluiting op de eerste -en tweedelijnszorg
Author(s)
J. Baltussen
Abstract
Deze casestudie behandelt een casus van een patiënt van 41 jaar met chronische buikklachten. Het eerste hoofdstuk beschrijft de osteopatische behandelingen van de patiënt.
De buikklachten zijn begonnen na een buikoperatie. De patiënt heeft meerdere buikoperaties ondergaan. De eerste buikoperatie, een laparoscopie, was als gevolg van een Mirena spiraal die door de baarmoederwand heen was gegaan. De spiraal was in het intestinum terecht gekomen. Na twee jaar constante buikpijn gepaard met krampen en obstipatie, heeft de patiënt een obstructie-ileus ontwikkeld. Deze is door middel van een laparotomie verholpen. Na deze tweede operatie zijn haar buikklachten gebleven.
De patiënt heeft last van obstipatie en haar gemiddelde frequentie van de ontlasting is één maal per week. Ze heeft meer dan één maal per week buikpijn, gepaard met kramp en steken. Ze is flatulent en heeft snel last van een opgezette buik. Bijkomende klachten zijn dat ze overdag gemiddeld elk uur naar toilet moet omdat ze snel aandrang krijgt om te plassen. Verder heeft ze moeite met het goed uit kunnen plassen. ’s Nachts moet ze er gemiddeld twee keer uit om te plassen.
We hebben de patiënt vier keer osteopatisch behandeld. De behandeling was in eerste instantie gericht op het mobiliseren van het peritoneum pariëtale inferior (PPI). Na de eerste behandeling was er nagenoeg geen verandering waarneembaar bij de patiënt. De tweede behandeling was gericht op het behandelen van het PPI, de linker nier en de lever. Na de tweede behandeling heeft de patiënt een duidelijke verbetering gemerkt. De frequentie van haar ontlasting was gemiddeld één keer per dag en de defaecatie ging veel makkelijker. Ook had ze veel minder last van buikkrampen of steken in de onderbuik. De blaas leegde zich makkelijker en ze had minder snel aandrang.
Bij het derde consult blijkt dat er een duidelijke relatie was tussen de disfunctie van de zevende thoracale wervel en de linker nier. De thoracale disfunctie speelde hierbij een dirigerende rol. De derde behandeling bestond daarom niet alleen uit het behandelen van het PPI, maar ook uit een trust van de zevende thoracale wervel.
Bij het vierde consult voelde de patiënt zich klachtenvrij. Uit het onderzoek bleek dat met name het glijvlak tussen ileum en blaas nog beperkt was. De linker nier functioneerde nog in inspiratie. De thoracale wervelkolom had nu geen dirigerende rol op de nier. Zowel het PPI als de nier werden behandeld.
Date Created
Februari 2013
Type
Casestudie
number of pages
59