De invloed van enige osteopathische technieken op de longfunctie
Object
Titel
De invloed van enige osteopathische technieken op de longfunctie
Author(s)
D. van der Ham & E. van der Ham-van Veldhuizen
Abstract
"In deze thesis wordt met behulp van een spirometer (Vicatest P2) onderzocht of het rekken van de clavipectorale fascia’s en/of het mobiliseren van costa 1 beiderzijds, een invloed hebben op verschillende parameters van de longfunctie: de geforceerde expiratoire vitale capaciteit (FEVC) de peak expiratoire flow (PEF) en de geforceerde inspiratoire capaciteit (FIVC).
De keuze voor de handgrepen werd gemaakt vanwege de relaties met de fasciale structuren die de longen omgeven: de viscerale en pariëtale pleura, de cupula pleura, de fascia endothoracica en de ligamenten van de cupula pleura, welke onder andere aan de eerste rib insereren, de spierfascieën van de tussenribspieren en het periost van de ribben zelf in hun relatie met de clavipectorale fascia.
Aan het onderzoek werd door 99 personen deelgenomen, welke evenredig over 4 onderzoeksdagen werden verdeeld in 4 groepen:
Groep 1 voor het rekken van de clavipectorale fascia’s
Groep 2 voor het mobiliseren van costa 1 beiderzijds
Groep 3 voor zowel het rekken van de clavipectorale fascia’s als voor het mobiliseren van costa 1 beiderzijds
Groep 4 als controlegroep
Een osteopaat nam de anamnese en inspectie af, voerde een klein onderzoek uit voor costa 1 bij de proefpersonen uit groep 2 en 3 en voerde de techniek uit. De andere osteopate verrichtte de metingen – in een andere ruimte- zonder op de hoogte te zijn van de technieken die de proefpersonen ondergaan hadden. (enkelblind meetprincipe)
In deze thesis wordt getracht antwoord te geven op de vragen of het rekken van de clavipectorale fascia’s en/of het mobiliseren van costa 1 beiderzijds voor elk van de handgrepen afzonderlijk of in combinatie met elkaar, statistisch significant grotere positieve veranderingen op de FEVC, de PEF en de FIVC, gemeten op 2 momenten ten opzichte van de controle meetmoment hebben, dan de verandering op dezelfde momenten, gemeten bij de controlegroep.
Door de grote individuele variatie in meetgegevens voor de FEVC, de PEF en de FICV is het niet gelukt tot dusdanig betrouwbare metingen te komen dat er van statistisch significantie sprake kan zijn.
Naast de hoofddoelstellingen wordt in deze thesis ook gekeken naar het rookgedrag van de proefpersonen en de vorm van de thorax, met name voor wat betreft de thoracale kyfose.
Ook werden de veranderingen in metingen naar aanleiding van het mobiliseren van costa 1 beiderzijds bij proefpersonen met een dysfunctie van costa 1 vergeleken met de veranderingen in metingen bij proefpersonen zonder dysfunctie van costa 1.
Het geheel van metingen over alle hoofd en nevenfactoren beschouwend kan er toch gesproken worden van enige tendensen:
Het rekken van de clavipectorale fascia’s heeft een mogelijk gunstig effect op zowel de FEVC, de PEF en de FIVC bij proefpersonen die niet of weinig roken.
Het rekken van de clavipectorale fascia’s heeft een mogelijk gunstig effect op de PEF bij proefpersonen met een kyfose.
Het mobiliseren van costa 1 beiderzijds heeft een mogelijk gunstig effect op de PEF bij zware rokers.
De zware rokers scoren gemiddeld slechter dan de lichte of niet rokers.
Het rekken van de clavipectorale fascia’s alleen lijkt betere resultaten te geven dan het mobiliseren van costa 1 beiderzijds alleen; en ook betere resultaten dan het rekken van de clavipectorale fascia’s en het mobiliseren van costa 1 beiderzijds samen.
De resultaten van het onderzoek wijzen uit dat het, door een grotere spreiding in de meetgegevens voor de FEVC, de PEF en de FIVC dan op grond van vooronderzoek verwacht werd, niet mogelijk is een statistische significantie aan de gevonden verschillen tussen de afzonderlijke groepen van proefpersonen toe te kennen. De tendens dat zware rokers de resultaten van een onderzoek nadelig kunnen beïnvloeden lijkt hier op te gaan. "
De keuze voor de handgrepen werd gemaakt vanwege de relaties met de fasciale structuren die de longen omgeven: de viscerale en pariëtale pleura, de cupula pleura, de fascia endothoracica en de ligamenten van de cupula pleura, welke onder andere aan de eerste rib insereren, de spierfascieën van de tussenribspieren en het periost van de ribben zelf in hun relatie met de clavipectorale fascia.
Aan het onderzoek werd door 99 personen deelgenomen, welke evenredig over 4 onderzoeksdagen werden verdeeld in 4 groepen:
Groep 1 voor het rekken van de clavipectorale fascia’s
Groep 2 voor het mobiliseren van costa 1 beiderzijds
Groep 3 voor zowel het rekken van de clavipectorale fascia’s als voor het mobiliseren van costa 1 beiderzijds
Groep 4 als controlegroep
Een osteopaat nam de anamnese en inspectie af, voerde een klein onderzoek uit voor costa 1 bij de proefpersonen uit groep 2 en 3 en voerde de techniek uit. De andere osteopate verrichtte de metingen – in een andere ruimte- zonder op de hoogte te zijn van de technieken die de proefpersonen ondergaan hadden. (enkelblind meetprincipe)
In deze thesis wordt getracht antwoord te geven op de vragen of het rekken van de clavipectorale fascia’s en/of het mobiliseren van costa 1 beiderzijds voor elk van de handgrepen afzonderlijk of in combinatie met elkaar, statistisch significant grotere positieve veranderingen op de FEVC, de PEF en de FIVC, gemeten op 2 momenten ten opzichte van de controle meetmoment hebben, dan de verandering op dezelfde momenten, gemeten bij de controlegroep.
Door de grote individuele variatie in meetgegevens voor de FEVC, de PEF en de FICV is het niet gelukt tot dusdanig betrouwbare metingen te komen dat er van statistisch significantie sprake kan zijn.
Naast de hoofddoelstellingen wordt in deze thesis ook gekeken naar het rookgedrag van de proefpersonen en de vorm van de thorax, met name voor wat betreft de thoracale kyfose.
Ook werden de veranderingen in metingen naar aanleiding van het mobiliseren van costa 1 beiderzijds bij proefpersonen met een dysfunctie van costa 1 vergeleken met de veranderingen in metingen bij proefpersonen zonder dysfunctie van costa 1.
Het geheel van metingen over alle hoofd en nevenfactoren beschouwend kan er toch gesproken worden van enige tendensen:
Het rekken van de clavipectorale fascia’s heeft een mogelijk gunstig effect op zowel de FEVC, de PEF en de FIVC bij proefpersonen die niet of weinig roken.
Het rekken van de clavipectorale fascia’s heeft een mogelijk gunstig effect op de PEF bij proefpersonen met een kyfose.
Het mobiliseren van costa 1 beiderzijds heeft een mogelijk gunstig effect op de PEF bij zware rokers.
De zware rokers scoren gemiddeld slechter dan de lichte of niet rokers.
Het rekken van de clavipectorale fascia’s alleen lijkt betere resultaten te geven dan het mobiliseren van costa 1 beiderzijds alleen; en ook betere resultaten dan het rekken van de clavipectorale fascia’s en het mobiliseren van costa 1 beiderzijds samen.
De resultaten van het onderzoek wijzen uit dat het, door een grotere spreiding in de meetgegevens voor de FEVC, de PEF en de FIVC dan op grond van vooronderzoek verwacht werd, niet mogelijk is een statistische significantie aan de gevonden verschillen tussen de afzonderlijke groepen van proefpersonen toe te kennen. De tendens dat zware rokers de resultaten van een onderzoek nadelig kunnen beïnvloeden lijkt hier op te gaan. "
Date Created
Juni 2000
Type
Klinisch onderzoek
number of pages
89
Keywords
Longfunctie, longfunctiemeting, longen, longtop, costa 1, fascia clavipectorale, kyfose, scoliose, roken, Vicatest P2, spirometer